Zaterdag 20 April 2024

Er was eens een jongen die zijn ouders erg veel verdriet deed. Ondanks de vermaningen van vader en de tranen van moeder, hij ging door op zijn zondige weg. Het geweten sprak, maar daar ging hij overheen, dronk het weg en feestte door. Kwam laat thuis, zijn ouders wachten lange nachten.

Jongen, je doet niet alleen ons verdriet, maar bovenal de Heere in Wiens Naam je gedoopt bent. Op een dag nam zijn vader hem mee naar de schutting. Hij had een zak spijkers en een hamer bij zich.

"Jongen, elke keer als je ondanks alles toch door gaat op deze zondige weg, sla ik een spijker in de schutting. Maar als je berouw toont haal ik ze er één voor één uit."

Dagen, weken gingen voorbij en vader sloeg vele spijkers in de schutting. Onder een preek is het gebeurd wat niet in woorden is uit te leggen. De jongen kwam thuis en ging huilend naar boven.

Blijdschap was er bij zijn ouders toen zij dit bemerkten en ze waren verwonderd dat God hun gebeden hoorde.

Blijdschap bovenal in de hemel voor God en engelen omdat een zondaar zich bekeerde. Vader begon spijkers uit de schutting te trekken. De Heere werkte verder in de jongen en er kwam een vreugde in zijn leven die de wereld hem nooit en te nimmer gegeven had. Vrede met God door Jezus Christus. Zijn leven veranderde radicaal.

Wat een lust was werd een last en wat een last was, werd een lust.

Maar op een dag nam zijn vader hem mee naar de schutting. Alle spijkers waren eruit!

De jongen barstte in tranen uit en zei: ‘Vader, de gaten, de gaten klagen mij nu aan!’

‘Ja jongen, de schutting zal nooit meer dezelfde zijn, maar bij de HEERE is het nu toch anders. Wij blijven met de gaten achter als het ware, maar als Hij je zonden vergeeft zijn er zelfs geen gaten maar zijn ze gedicht door het dierbare bloed van het Lam. En achter dat bloed ziet God nooit meer!

Dagelijks Woord

  • De HEERE, uw God, is in het midden van u, een Held, Die verlossen zal; Hij zal over u vrolijk zijn met blijdschap, Hij zal zwijgen in Zijn liefde, Hij zal Zich over u verheugen met gejuich. -- Sefanja 3:17